Het beeld geeft de aanwijzing

< back

Ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van de Bommelse Kunstroute (BKR) heeft Jan Groenendijk, in opdracht van het bestuur van de BKR, het boek Het beeld geeft de aanwijzing samengesteld.
“Aan de hand van een foto en beschrijving van een kunstwerk maakt u kennis met de huidige leden nadat u eerst 25 jaar wel en wee van de Bommelse Kunstroute hebt kunnen lezen.”
Hieronder leest u de tekst welke over mijn werk is geschreven.

Tekst: Jan Groenendijk
Schilderij: #119 (2010), olieverf op doek, 40 x 40 cm

Kees van de Wal   #119 (2010)

#119, zonder titel, 40 x 40 cm, olieverf op doek.

Aan de horizon zijn minuscule figuurtjes zichtbaar. Mensen, bomen, gebouwen? Het is niet duidelijk. Wat het ook is, het gaat verloren in het verstilde, besneeuwde landschap. ‘Je ziet nooit mensen of gebouwen in mijn schilderijen’, zegt Kees. ‘Het zijn altijd lege landschappen. Grote vlaktes, met land, lucht en water. Waarin ruimte en rust wordt verbeeld. Waarin ik op zoek ben naar wat er gebeurt. Waarin wordt gespeeld met de horizon en vlakverdeling een belangrijke rol speelt’. Hij pakt vijf kleine panelen en legt ze in een kruis naast elkaar op de grond. Verschuift ze, draait ze om. ‘Zie je, het is een pure vlakverdeling die bijna vanzelf ontstaat. Misschien heeft dit met mijn grafische achtergrond te maken.’

Hij legt stapels foto’s op tafel. Ze staan aan de basis van zijn schilderijen, maar het zijn bijna kunstwerkjes op zich. De lege vlakken land en lucht keren terug in de schilderijen. Evenals de horizontale lijnen. Eigenlijk zijn het geen landschappen meer. Toch is het werk ontleend aan het landschap van de Wadden en Noord-Groningen. Maar ook aan dat van de grote rivieren. Gebieden waar geen bossen zijn. ‘Hoewel ik wel uit een bosrijk gebied kom, Midden-Brabant. In het hoge noorden hou ik met name van Vlieland. Ik kom er nu zo’n vijf jaar. Er is niets. Alleen de leegte van het strand, van de Vliehors. Hoe verder je loopt, hoe leger het wordt. Ik vul dat landschap in, maar ik laat het wel leeg’.

Aan de onderzijde van het schilderij vallen blokjes op die als het ware enig tegenwicht bieden aan de ver van de kijker verwijderde horizon. Ze geven enige kleur aan het zeer winterse landschap waarin je de wind bijna hoort en de kou voelt. ‘Waarom die blokjes? Dat weet ik eigenlijk ook niet. Het zijn meer vlakjes. Die komen vaak terug in mijn werk. Als kijker kun je er mee doen wat je wilt’. Als wij later de map met zijn werk chronologisch doornemen, zie ik niet alleen de verschuiving in de toepassing van de kleuren, maar ook het opduiken van de vlakjes. Terwijl het rood en geel verdwijnt uit de schilderijen ten gunste van blauwtinten, grijs en vuil wit, worden de vlakjes steeds vaker zichtbaar.

Van de vlakjes naar de horizontale lijnen is maar een kleine stap. ‘Bijna al mijn werk is symmetrisch, bevat rechte lijnen. Ik hou ook niet van ronde tafels in een rechthoekige ruimte. En ik kan er niet tegen als iets scheef staat. Een vierkant is veel spannender dan een rond of een breed vlak. Je kunt er beter mee spelen’. De lijnen op de schilderijen in zijn atelier zijn vrijwel allemaal horizontaal. Slechts een enkele keer duiken er verticale lijnen op. Dan lopen ze naar een punt aan de horizon waar de blik naar toe wordt getrokken. Meestal zijn het akkers waar het werk van de ploeg nog vaag te zien is. Dat lijnenspel van de ploeg is zichtbaar gemaakt door puntjes en krassen die onderliggende lagen verf weer aan het licht brengen. ‘Laatst zag ik een leeg maïsveld waar de sneeuw bijna was verdwenen. Dat kan tot een schilderij leiden. Maar ik weet nu al dat het spel van de lijnen op dat veld het niet eenvoudig zal maken’. Wellicht komt dat omdat Kees niet schildert wat hij ziet, maar zich laat inspireren door zijn gedachten, gevoelens, indrukken, sferen en beelden. Een beetje zoals in een gedicht van Hannes Meinkema over Vlieland: “het losse zand dat bleke windpatronen vormt/is glas en fijngeschuurd in zeven kleuren”.

Citaat afkomstig uit: De Wadden in gedichten, Amsterdam 2004.